Voorbeeld Beleggingsbeleid
Wat is de beleggingsdoelstelling van BUFFERfund?
BUFFERfund heeft als doelstelling enerzijds het beleggingsrisico in termen van volatiliteit te verminderen en anderzijds om op langere termijn een gezond, positief rendement te behalen, vergelijkbaar met dat van aandelen. Dat rendement moet gerealiseerd worden met een aanzienlijk beperking van de grillige koersbewegingen die zo kenmerkend kunnen zijn voor een aandelenbelegging.
Wat is het beleid om de beleggingsdoelstelling te bereiken?
De beschreven doelstelling wil BUFFERfund bereiken door via gestructureerde producten in aandelenindices te beleggen. Het gaat dan voornamelijk om producten die ook rendement kunnen opleveren als de markten niet stijgen of zelfs dalen. De combinatie van producten die in BUFFERfund worden opgenomen, waaronder (Capped) (Reverse) Bonus Certificaten en Discount Certificaten, moeten voor een gunstig resultaat zorgen. Met de producten die BUFFERfund aanschaft, wordt rendement behaald als de onderliggende index aan één of meerdere voorwaarden voldoet. Zo geldt voor Bonus Certificaten dat een Bonusrendement kan worden behaald als de onderliggende index niet op of onder een vooraf gestelde ondergrens (Barrière) komt. BUFFERfund hanteert een actief beleid dat er op gericht is de kans op een positief rendement via de aangekochte gestructureerde producten zo groot mogelijk te maken.
Beleid bij aankoop beleggingsproducten
Bonus Certificaten (BC)
Bij BC is het belangrijk dat, om tot uitbetaling van het Bonusrendement te komen, de Barrière (van de onderliggende index) niet neerwaarts wordt geraakt of doorbroken. Als dat gebeurt, kan het verlies op het certificaat aanzienlijk zijn. Om het risico van een doorbraak zo klein mogelijk te houden, in combinatie met een gezonde rendementsperspectief, wordt doorgaans voor een grote BUFFER gekozen van (minimaal) 20%. Dat betekent dat de onderliggende index met (minimaal) 20% mag dalen, alvorens de Bonusaflossing in gevaar komt.
Het te behalen rendement op het BC hangt af van de (impliciete) volatiliteit van de onderliggende index. Als de volatiliteit hoog is, is de koers van het BC laag en daarmee het potentiële Bonusrendement hoog. BUFFERfund zal dan relatief veel Bonus Certificaten in portefeuille nemen. Hoe hoger de volatiliteit, hoe meer BC met een gemaximeerd rendement worden gekocht, terwijl bij een lagere volatiliteit de BC zonder plafond in de aflossing interessanter zijn.
Discount Certificaten (DC)
Met DC kan de onderliggende index met korting worden gekocht. Het DC heeft in principe een duidelijk lager risicoprofiel dan het BC. Het rendementsperspectief is echter ook veel lager. Discount Certificaten worden met name ingezet in tijden van zeer lage volatiliteit en een lage rente. Onder die omstandigheden worden maar beperkt Bonus Certificaten aangeschaft (door de lage volatiliteit), terwijl de liquiditeit niet (helemaal) wordt belegd in obligaties (door de lage rente). DC met een zeer hoge korting ten opzichte van de index (tot wel 50%), kunnen onder die omstandigheden worden ingezet om de liquiditeit met een aanvaardbare beperkte verhoging van het fondsrisico te laten renderen.
Derivaten
BUFFERfund zal uiterst terughoudend zijn met de inzet van derivaten, zoals call opties of put opties. Deze instrumenten worden alleen ingezet, als de geformuleerde doelstellingen van BUFFERfund met BC en DC onvoldoende kunnen worden bereikt.
Obligaties
Obligaties worden ingezet als belegging van de liquiditeiten, die ontstaan als het fonds niet volledig is belegd met certificaten als BC en DC. In het algemeen zal worden gekozen voor obligaties met een korte looptijd. De obligaties hebben altijd een investment grade oordeel van de grote ratingbureaus. Indien mogelijk worden er geen obligaties met een negatief rendement aangeschaft.
Delta10 Management (D10M)
Een belangrijke pijler van het beleid is een minder grillig koersverloop van BUFFERfund ten opzichte van een rechtstreekse belegging in aandelen. Wij geven dit beleid vorm via het Delta10 Management (D10M). Dit beleid houdt in dat we BUFFERfund zodanig positioneren dat bij een directe daling van de aandelenkoersen met 10%, BUFFERfund naar verwachting tussen 3% en 7% daalt. Het percentage tussen de 3% en 7% noemen we Delta10 (D10). Dat betekent dat voor elke aankoop (en verkoop) van een certificaat zal worden bepaald wat het effect op D10 van het gehele fonds is. In principe zal geen certificaat worden aangeschaft als D10 daarmee boven de 7% uitkomt, terwijl extra certificaten, eventueel met meer risico, worden aangeschaft als D10 onder de 3% staat.
Beleid bij verkoop beleggingsproducten
Mede omdat het rendement op certificaten bepaald wordt aan de hand van vooraf aangegeven voorwaarden (bijvoorbeeld de maximale daling van de onderliggende index), is een actief beleid ten aanzien van de certificaten in positie belangrijk. Het beleid wordt gekenmerkt door drie elementen:
- Dynamisch Risico Management (DRM) voor Bonus Certificaten
- Dynamisch Winst Management (DWM)
- Delta10 Management (D10M) voor het fonds als geheel
Dynamisch Risico Management voor (Capped) Bonus Certificaten
(C)BC kunnen tegen een flink verlies aanlopen als de Barrière wordt doorbroken. Daarom is het beleid erop gericht (C)BC te verkopen als de koers van de onderliggende waarde te dicht bij de Barrière komt te liggen. In het algemeen zal een (C)BC worden verkocht als de BUFFER nog maar 10% bedraagt. Bij de aankoop van het (C)BC met een 20% BUFFER, betekent dat de onderliggende waarde na aankoop van het (C)BC met 10% mag dalen, alvorens DRM in werking treedt. Na de verkoop zal een nieuw (C)BC worden gekocht met opnieuw een 20% BUFFER. Zo worden steeds (C)BC in positie gehouden waarbij de actuele koers van de onderliggende waarde ver van de Barrière is verwijderd. Door DRM toe te passen blijft op langere termijn de kans zo groot mogelijk dat ook onder minder gunstige omstandigheden een positief rendement wordt gerealiseerd.
Stel dat bij aanschaf van een BC, met de looptijd van 1 jaar, de BUFFER 20% is en het te behalen Bonusrendement 10% bedraagt. Direct na aanschaf daalt de onderliggende index met 10%. Het certificaat, dat dan een resterende BUFFER heeft van 10%, daalt bijvoorbeeld met 7% in koers. Wij verkopen het certificaat met 7% verlies en kopen een nieuw BC met weer een 20% BUFFER en 10% Bonusrendement. Stel de index daalt vervolgens na een jaar nog eens met 5%. Het BC lost dan af met 10% Bonusrendement, waardoor een totaal rendement van +3% is behaald. De onderliggende index is dan gedaald met 15%. Wel zal de belegger een zeker dividend ontvangen bij een belegging in de index, terwijl BC geen dividend opleveren.
Dynamisch Winst Management
DWM wordt met name toegepast bij Capped BC (CBC) en bij DC. Deze certificaten hebben namelijk een gemaximeerd rendement door de limitering van de aflossing. Voor CBC geldt dat DWM wordt toegepast indien de BUFFER is gestegen tot 30%. In het algemeen zal dan het (resterende) Bonusrendement, door de tussentijdse stijging van de koers van het certificaat, beperkt zijn. Stel het CBC heeft een BUFFER van 20% en een Bonusrendement van 10%. Als de onderliggende index in drie maanden met 10% stijgt, is de BUFFER 30% geworden en is de koers van het certificaat met bijvoorbeeld 7% gestegen. Het resterende Bonusrendement is dan nog maar 3%. In die situatie wordt DWM toegepast en wordt winst genomen op het certificaat en een rendement van 7% gerealiseerd. Vervolgens wordt een nieuw CBC gekocht (looptijd 1 jaar), weer met een 20% BUFFER en een 10% Bonusrendement. Als vervolgens de onderliggende index met 9% stijgt in een jaar, wordt het totale rendement in 1 jaar en 3 maanden van een indexbelegging gelijk aan 19% plus het uitgekeerde dividend. De BC heeft een rendement van 17% behaald. Dat is lager dan een directe belegging in de index, maar door DWM is wel een hoger rendement bereikt dan zonder de ondernomen actie. DWM zal ook worden toegepast als het resterende Bonusrendement kleiner dan 2% is, terwijl de onderliggende index nog niet zodanig is gestegen dat er een BUFFER van 30% is ontstaan.
DWM wordt ook toegepast bij BC zonder Cap. Echter, omdat er geen plafond in de aflossing is, kan ook bij een 30% BUFFER het rendementsperspectief van dit certificaat groot zijn. DWM zal voor deze certificaten kunnen worden toegepast als bij een koersdaling van de onderliggende index met 10%, het certificaat met significant meer dan 10% zou dalen. Het hangt van de karakteristieken van het specifieke certificaat en de positie van de totale portefeuille af of daadwerkelijk tot DWM wordt overgegaan.
Ook voor DC wordt DWM toegepast. Daarvoor geldt dat als het resterende rendement kleiner is dan 0,1% in principe tot verkoop wordt overgegaan, tenzij er geen goed alternatief voorhanden is.
Grafische weergave DWM voor Capped Bonus Certificaten
De grafiek toont de waardeontwikkeling gedurende 2018 van een initiële belegging in CBC 1 die door toepassing van DWM wordt ‘doorgerold’ naar CBC 2. CBC 2 wordt vervolgens aangehouden tot het einde van de looptijd.
Eigenschappen CBC’s:
Index bij aankoop | Barrière | Bonuskoers | |
CBC 1 | 3500 | 2800 | 3850 |
CBC 2 | 3850 | 3080 | 4235 |
In de grafiek is te zien dat er winst wordt genomen in CBC 1 zodra de index 3850 noteert en dus met 10% is gestegen. Dit gebeurt op 24 januari. Vervolgens stijgt of daalt de index niet met meer dan 10% ten opzichte van het aankoopniveau van CBC 2 (3850), waardoor er niet nogmaals DWM of DRM hoeft te worden toegepast.
Uiteindelijk sluit de index het jaar af met een winst van 21,4%, terwijl de belegger in de CBC’s een winst van 16,48% heeft behaald. Hoewel het resultaat van de belegger in de CBC’s in absolute zin minder goed is dan het resultaat van de indexbelegging, heeft de belegger in de CBC’s doorlopend bescherming genoten van de buffers in de CBC’s en was de volatiliteit van de belegging in de CBC’s aanzienlijk lager dan die van de index.
Grafische weergave DRM voor Capped Bonus Certificaten
De grafiek toont de waardeontwikkeling gedurende 2018 van een initiële belegging in CBC 1 die door toepassing van DRM wordt ‘doorgerold’ naar CBC 2. CBC 2 wordt vervolgens aangehouden tot het einde van de looptijd.
Eigenschappen CBC’s:
Index bij aankoop | Barrière | Bonuskoers | |
CBC 1 | 3500 | 2800 | 3850 |
CBC 2 | 3122 | 2520 | 3465 |
In de grafiek is te zien dat er verlies wordt genomen in CBC 1 zodra de index 3122 noteert en dus met meer dan 10% is gedaald. Dit gebeurt op 5 maart. Vervolgens stijgt of daalt de index niet met meer dan 10% ten opzichte van het aankoopniveau van CBC 2 (3122), waardoor er niet nogmaals DWM of DRM hoeft te worden toegepast.
Uiteindelijk sluit de index het jaar af met een verlies van 16,19%, terwijl de belegger in de CBC’s slechts 0,53% verliest. Het verschil in dit negatieve scenario wordt gemaakt door de combinatie van buffers in de CBC’s en het voorkomen van een doorbraak van de barrière van CBC 1 door toepassing van DRM.