De financiële wereld omarmt de relativiteitstheorie, maar dan doel ik niet op die van Albert Einstein. Beleggers zijn geïnteresseerd in een andere relativiteit, namelijk de behaalde resultaten ten opzichte van een bepaalde benchmark.
Elk beleggingsfonds hanteert wel een dergelijke prestatiemeter en dat is niet onlogisch. Uiteindelijk wil je als belegger weten of een fonds toegevoegde waarde heeft ten opzichte van een standaardbelegging, zoals de benchmark kan worden gezien. Die aandelenbenchmark is doorgaans een breed samengestelde index, bestaande uit een groot aantal aandelen van beursgenoteerde bedrijven.
BUFFERfund hanteert een tweetal benchmarks. Een daarvan publiceren we dagelijks op onze website, dat is de Eurostoxx50 index (ES50) waarin vijftig aandelen van de grootste in de Eurozone genoteerde bedrijven zijn opgenomen. In die index zitten bedrijven als Unilever, Total, ASML, Siemens en ING.
De specifieke doelstelling van BUFFERfund is om op lange termijn (vijf jaar) een positief resultaat te behalen dat minimaal gelijk is aan dat van aandelen. ES50 zien we als de relevante maatstaf voor die aandelenprestatie.
Bij de benchmarkvergelijking is een aantal zaken van belang.
BUFFERfund’s benchmark: bruto rendement
Van elke aandelenindex worden doorgaans drie varianten aangeboden:
- prijs index (PR)
- netto (net) total return index (NTR)
- bruto (gross) total return index (GTR)
De PR geeft het koersverloop van de index, exclusief de dividenduitkeringen van de aandelen die in de index zijn opgenomen. Bij aandelenbeleggingen maakt dividend een wezenlijk onderdeel uit van het totale rendement. Een prijsindex laat dit element weg en het is dus onjuist en zelfs misleidend om de fondsprestatie met een dergelijke index te vergelijken. De prijsindex is slechts bedoeld om het sentiment in de markt vast te stellen. Een voorbeeld van een prijsindex is de Nederlandse AEX-index.
De NTR geeft het rendement van een belegging in de index, inclusief het netto dividend, dus na aftrek van de dividendbelasting. Bij deze berekening wordt ervan uitgegaan dat de belegger de ingehouden dividendbelasting niet kan terugvorderen. De meeste beleggingsfondsen vergelijken hun resultaten met deze netto index.
De GTR geeft het rendement van een belegging in de index, inclusief het bruto dividend, dus vóór aftrek van de dividendbelasting. Het rendement van deze index is het maximaal haalbare als de belegger in staat is alle ingehouden dividendbelasting terug te vorderen. In werkelijkheid zal dat niet het geval zijn. In alle gevallen zal de belegger kosten moeten maken om in een index te beleggen. Deze kosten zitten niet in de drie genoemde indexvarianten.
Om die kosten zichtbaar te maken, kan als benchmark een indexbeleggingsfonds gekozen worden, in ons geval gericht op de Eurostoxx50 index. Een voorbeeld is de iShares ES50 ETF, een fonds dat de aandelen van de index koopt in dezelfde verhouding als die van de index.
Wij kiezen er echter voor BUFFERfund met de GTR-index te vergelijken, om zo geen enkele ruimte te laten de benchmarkprestatie (kunstmatig) lager te doen uitvallen. Dat we het onszelf zo (iets) moeilijker maken, nemen we op de koop toe. In onderstaande tabel staat de prestatie van BUFFERfund ten opzichte van onze benchmark, en de drie varianten op onze benchmark per 15 maart 2019.
Rendement vanaf start (18 augustus 2016) t/m 15 maart 2019
BUFFERfund ES50GTR ES50NTR ES50PR iShES50
+11,59% +22,13% +19,81% +13,05% +21,19%
Sinds de start heeft BUFFERfund een totaalrendement behaald van +11,59%. De benchmark (GTR) heeft over dezelfde periode een winst geboekt van +22,13%. Ons fonds loopt nu dus nog achter bij de benchmark, maar pas over 2,5 jaar – als BUFFERfund haar 5-jarig bestaan hoopt te vieren – kan vastgesteld worden of de rendementsdoelstelling is gehaald.
Periode afhankelijk
Van belang bij het hanteren van een benchmark is de (start)datum en de vergelijkingsperiode. Deze criteria kunnen namelijk grote invloed hebben op het gepresenteerde resultaat.
BUFFERfund is gestart op 18 augustus 2016 en vanzelfsprekend hanteren we deze datum als start. Was BUFFERfund op 1 januari 2017 gestart, dan zou het beeld er heel anders uit zien en was de prestatie van de benchmark nagenoeg gelijk aan die van BUFFERfund. Om een goede indicatie te krijgen van de vergelijking op lange termijn dienen daarom meerdere periodes van vijf jaar te worden bezien, bijvoorbeeld volgens het onderstaand schema:
augustus 2016 – augustus 2021
september 2016 – september 2021
oktober 2016 – oktober 2021
etc.
Een vergelijking van de performance over de verschillende vijfjaarperioden kan laten zien of de rendementsdoelstellingen daadwerkelijk zijn behaald. Gezien de jonge leeftijd van ons fonds is een dergelijk overzicht voor perioden van vijf jaar echter nog niet mogelijk.
Benchmark met ongelijk risico
De doelstelling van BUFFERfund is een risico dat maximaal de helft is van dat van een aandelenbelegging, in termen van volatiliteit. Dat maakt in feite, in ieder geval op korte termijn, de rendementsprestatie van BUFFERfund niet goed vergelijkbaar met de door ons gehanteerde benchmark. Deze benchmark heeft immers een veel groter risico dan BUFFERfund. We gebruiken deze benchmark om op lange termijn onze toegevoegde waarde te tonen.
Er is echter een andere methode om ook op korte termijn de toegevoegde waarde van BUFFERfund te laten zien. Dat is via een gecombineerde benchmark van aandelen en obligaties, die zodanig is samengesteld dat het risico (in termen van volatiliteit) exact gelijk is aan dat van BUFFERfund. Wij berekenen deze benchmark dagelijks en publiceren er af en toe over.
Momenteel zou die gecombineerde index voor 67% uit obligaties (euro, bedrijf en overheden) bestaan en voor de overige 33% uit aandelen (ES50). Zou de belegger vanaf de start van BUFFERfund tot en met 15 maart in deze combinatie belegd hebben, dan was het risico precies even groot geweest als dat van een belegging in BUFFERfund. Een dergelijke combinatie van aandelen en obligaties zou echter een rendement van 7,58% hebben opgeleverd, tegen 11,59% rendement voor BUFFERfund.
Kortom, de vergelijking van de fondsprestatie met een benchmark is uitermate zinvol. Het is daarbij wel essentieel dat het fonds de juiste benchmark gebruikt (bruto). Wordt een andere dan de bruto benchmark gehanteerd, dan smokkelt de fondsbeheerder een beetje door een te laag rendement van de vergelijkingsindex voor te spiegelen. Houd voorts rekening met de periode die voor de vergelijking geldt en neem daarbij meerdere periodes in ogenschouw. Een enkele periode kan het beeld vertekenen, zowel positief als negatief. Tot slot is het, zeker om de prestatie op korte termijn te meten, verstandig om een benchmark te nemen met een gelijk risico over de meetperiode. Wij doen dat met de gecombineerde aandelen/obligatie index en zullen deze risico gecorrigeerde vergelijkingsbenchmark binnenkort ook op onze website plaatsen.